Het onderzoek in dit doctoraat is gericht op het verbeteren van de adhesie van een schouderimplantaat met botcement en bot door gebruik te maken van niet-thermische plasmatechnologie. Het meest voorkomende probleem bij schouderimplantaten is het loskomen van de component die in het schouderblad (de glenoïdcomponent) geplaatst wordt. Deze component wordt typisch vervaardigd uit polyethyleen met een ultrahoog moleculair gewicht, wat een vrij inert materiaal is. Dit maakt het moeilijk om het materiaal adhesief aan botcement te binden en belemmert de biologische integratie ervan in het lichaam omdat het een lage affiniteit heeft voor celadhesie en groei. Door gebruik te maken van niet-thermische plasmatechnologie kan een oppervlakbehandeling uitgevoerd worden die het materiaal meer chemisch reactief kan maken.
Uit het onderzoek in dit proefschrift kan worden geconcludeerd dat niet-thermische plasmatechnologie resulteert in de incorporatie van zuurstof in het oppervlak van het materiaal, waardoor zowel de hechting aan botcement als de bioactiviteit van het materiaal aanzienlijk wordt verbeterd. Deze techniek kan dus helpen bij het oplossen van het loskomen van zowel gecementeerde als ongecementeerde glenoïdcomponenten in schouderimplantaten. | |