Kunst en architectuur in de Contrareformatie wordt vaak een centrale rol toegekend in een proces van overtuiging. Recente historische studies benadrukken daarentegen de intense vrees voor God die de vroegmoderne maatschappij in haar greep hield, wat leidt tot een herziening van de traditionele kijk op de contrareformatie als een top-down proces. Deze revisie heeft belangrijke implicaties voor de kunstgeschiedschrijving, en dwingt ons de opvatting van religieuze kunst en architectuur tijdens de contrareformatie als retorische propaganda te heroverwegen.
In deze dissertatie wordt het religieuze kunstpatronage in het katholieke Zuiden benaderd vanuit een perspectief ontleend aan recente ontwikkelingen in etnografie en antropologie. Voorgesteld wordt om de barokke vroomheid die kunst- en architectuurpatronage voortbracht te herdefinieren: namelijk niet als (retorische) overtuigingsstrategie, maar als strategie om te onderhandelen met het hogere in een voortdurend proces van verzoening. Deze onderhandeling met God vond plaats binnen netwerken van sociale relaties (nexuses) waarin kunst en architectuur functioneerden als agents of change.
Deze these wordt ontwikkeld in een serie casussen in de Habsburgse hofstad Brussel, door de art nexus te analyseren waarin kunstwerken waren ingebed en de verschillende soorten geimpliceerde agency vast te stellen, om zo de originele functie van kunstwerken in hun historische context te reconstrueren. | |