Het gebruik van alternatieve waterbronnen, alsook van nieuwe chemicaliën voor waterbehandeling, dragen vaak bij tot verhoging van concentraties aan organische stoffen in ketelvoedingswater. Onder ketelomstandigheden ontbinden organische verbindingen door hydrothermolyse in organische zuren, zoals mieren- en azijnzuur, en CO2. In lagedruk stoomturbinesecties begint stoom te condenseren en concentreren deze organische zuren in het eerste condensaat. Op deze manier wordt de pH van het eerste condensaat verlaagd, waardoor de gevoeligheid voor (spannings)corrosie verhoogd wordt.
In dit werk werd aangetoond dat hogere azijnzuurconcentraties resulteerden in grotere sterkte- en ductiliteitsverliezen van stoomturbinestaal. Sneller falen kan veroorzaakt zijn door anodische oplossing en/of waterstofverbrossing. Verder werd waterstofverbrossing geïdentificeerd als actief mechanisme in de vorming van spanningscorrosiescheuren. Toekomstige stoomturbinestalen zouden bijgevolg kunnen profiteren van de introductie van precipitaten, zoals chromiumcarbides, om waterstof vast te zetten in de microstructuur. Minder mechanische degradatie in zure waterige omgeving werd verkregen door het staal te coaten met filmvormende amines. De corrosiesnelheid nam toe met verhoogde stroomsnelheid en varieerde met het type organisch zuur. pH en conductiviteit bleken onvoldoende richtwaarden voor corrosiemonitoring te zijn. Vandaar dat het effect van het type organische stof op corrosieschade geïncorporeerd moet worden in industriële richtlijnen van stoomwatercycli voor veilige elektriciteitsproductie in de toekomst. | |