Dit doctoraatsonderzoek behandelt de drie types vaattoegang bij hemodialyse. Wanneer een patiënt lijdt aan terminaal nierfalen, moeten de functies van de nieren worden vervangen. Hemodialyse, het zuiveren van het bloed in een extracorporele kunstnier, is hierbij de meest voorkomende therapie. Deze chronische behandeling vereist echter een vaattoegang die hoge debieten kan garanderen en frequent bruikbaar is zonder veel complicaties. We onderscheiden een arterio-veneuze fistel (AVF) (directe verbinding, meestal in de arm, tussen slagader en ader), een arterio-veneuze greffe (AVG) (textiel buisje tussen slagader en ader), en een centraal veneuze katheter (CVC).
In het doctoraatsonderzoek rond de AVF werd aan de hand van computerberekeningen de invloed bestudeerd van de geometrie van de slagader-ader verbinding alsook een methode om het bloeddebiet doorheen de AVF te meten. Experimenten leverden een methode om vernauwingen in een vroeg stadium te kunnen detecteren en vormden ook de validatie van twee computermodellen rond stroming in een AVF. Voor wat betreft de AVG werden verschillende spiraalvormige ontwerpen computationeel bestudeerd om de incidentie van complicaties te verminderen. Finaal werd de stroming doorheen een CVC met vernieuwd tipontwerp computationeel berekend en werden alternatieven gedefinieerd voor falende CVCs via kinetische modellering evenals de kwantificering van de bijhorende dialyse efficiëntie. | |