In verschillende landen zijn grote afwijkingen aan het licht gekomen bij het vergelijken van het werkelijk energiegebruik in woningen met het theoretisch energiegebruik berekend aan de hand van de rekenmethodes uit de energieprestatieregelgeving (EPB/EPC ). Theoretische energiebesparingen afgeleid uit energieprestatiecertificaten worden in de praktijk zelden gehaald. Dit is een grote bekommernis in de residentiële bouwsector, waar informatie uit energieprestatiecertificaten vaak de enige energie-gerelateerde informatie is om investeringsbeslissingen op te steunen. Daarnaast worden deze vereenvoudigde rekenmethodes ook vaak gebruikt voor gebouwpatrimoniumanalyses rond het energiebesparingspotentieel op regionaal of nationaal niveau, ter ondersteuning van beleidsmaking.
Dit proefschrift heeft als focus de afwijking tussen het werkelijk en het theoretisch energiegebruik voor ruimteverwarming in Belgische eengezinswoningen. Analyses op bewonersenquêtes, meetdata, energiegebruiksdata en energieprestatieberekeningen brachten uiteenlopende oorzaken van de afwijking aan het licht. Zo blijken o.a. variaties in stook- en ventilatieprofielen op kamerniveau een zeer grote impact te hebben alsook vereenvoudigde aannames die gemaakt worden in de rekenmodellen ter handhaving van de energieprestatieregelgeving. Op basis van deze bevindingen werd een nieuwe simulatietool ontwikkeld die toelaat om het energiebesparingspotentieel van renovatie-ingrepen meer accuraat te beoordelen. Deze pragmatische simulatietool kan zowel gebruikt worden voor individuele bouwprojecten als voor beleidsondersteunende patrimonium-analyses op basis van statistische data van het gebouwenpark. | |