Hoewel stadsplanning ooit ontstaan is vanuit een bezorgdheid om de ongezonde situatie in dichtbevolkte steden, zijn beide disciplines vandaag van elkaar vervreemd. Door een onderverdeling van volksgezondheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke planning in verschillende overheidsdepartementen wordt een geïntegreerde benadering erg bemoeilijkt. De institutionalisering van milieugezondheid heeft ervoor gezorgd dat dit aspect enkel via generieke regelgeving en procedures aan bod komt in ruimtelijke planning. Tegelijk zorgt een toename van het empirisch onderzoek ervoor dat we vandaag steeds meer weten over de verschillende verbanden tussen aspecten van de gebouwde omgeving en effecten op de gezondheid met luchtverontreiniging en geluidsoverlast als belangrijkste impacts. Daarnaast worden burgers zich steeds meer bewust van deze relatie en wordt de huidige overheidsaanpak onvoldoende geacht. In het doctoraatsonderzoek wordt gezocht naar gepaste strategieën om gezondheidsoverwegingen mee te nemen in de planningspraktijk. Er wordt gepleit om ongezonde situaties te lokaliseren door middel van een ruimtelijk rechtvaardigheidsperspectief. Daarnaast worden nieuwe adaptieve en collaboratieve planningsstrategieën voorgesteld gebaseerd op een complexiteitsbenadering. Om de praktische toepasbaarheid na te gaan van beide theoretische inzichten werd een empirische onderzoeksmethodologie ontwikkeld die bestaat uit interviews, documentenanalyse, ruimtelijke data-analyse en een zelf opgezette bewonersenquête. Deze aanpak werd toegepast op de stad Gent, in nauwe samenwerking met de stad en een lokale burgerbeweging. Door de combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksresultaten konden case-specifieke en algemene beleidsaanbevelingen worden geformuleerd. | |