Modellen voorbij de sculptuur: architectuurobjecten in de beeldende kunsten in New York en Düsseldorf, 1966-1984 onderzoekt de historische opkomst en culturele resonantie van schaalmodellen gemaakt door kunstenaars van de late jaren zestig tot de mid-jaren tachtig. Het onderzoekt waarom deze architectuurobjecten alomtegenwoordig waren in de beeldende kunst en welke rol ze speelden binnen de negotiatie van kunstenaars met de theorie en geschiedenis van zowel kunst als architectuur. Meer specifiek richt dit proefschrift zich op het werk van drie kunstenaars, en bespreekt het andere werken en praktijken in de marge: Dan Graham (1942), Ludger Gerdes (19542008) en Thomas Schütte (1954). Zo wil deze studie drie onderzoeksvragen beantwoorden: 1) Waarom waren schaalmodellen zo wijdverspreid in de kunst van de jaren zestig en tachtig, en hoe verhouden deze werken zich tot eerdere kunstpraktijken die schaalmodellen en verwijzingen naar architectuur onderzochten, enerzijds, en tot het gebruik van en de theorieën over schaalmodellen in de architectuur, aan de andere kant? 2) Hoe kunnen we het culturele tijdperk geperiodiseerd als de jaren tachtig begrijpen aan de hand van modellen en de verwijzingen naar architectuur? en
3) Hoe hebben kunstenaars in Düsseldorf, met name Gerdes en Schütte, modellen en verwijzingen naar de architectuur onderzocht? | |